Een inkijkje manuscript Brieven aan 'L' ;

 

Het was een lange, koude nacht. Het was ook aardedonker. Geen straatverlichting, geen lantaarnpaal die het deed. Op één na. Maar ook die viel geregeld uit, soms flikkerde hij weer even, om daarna weer even op te lichten. Maar dat duurde niet langer dan een of twee seconden. Het was donker en echt koud. Eerder op de dag was het nog behaaglijk. De auto stationair laten draaien zou geen overbodige luxe zijn, maar hij besefte, dat dat niet ging. Het zou teveel opvallen. Het zou alles kunnen verpesten. Dat zou hij zich niet kunnen permitteren. Echt niet. Ondertussen zette hij zijn stoel wat naar achteren. Hij leunde wat naar achter. Proberen te ontspannen, terwijl je gespannen ben tot op het bot. Het is ook saai zo. Doodsaai.

 

De radio aanzetten? Nou ja, zachtjes dan, dat kan toch geen kwaad? Standje twee. Dat hoort niemand, toch? Het zou in ieder geval een beetje de verveling tegengaan. En die verveling, man! Die verveling... Dat is het klote er van! Verveling. Hij reikte met zijn hand naar de autoradio, en drukte een knop in. Ineens schalde er knalharde muziek uit de speakers. Koortsachtig, maar snel gaf hij de draaiknop een flinke duw naar links, zodat het geluid verstomde. Met een zacht duwtje naar rechts zette hij het volume terug op zacht, met de schrik nog steeds in de keel. Verdomme… Wat een miskleun. Dat was absoluut niet de bedoeling. Ondanks het enorme schrikken, had hij het nog steeds koud. Hij wreef een keer in zijn handen, vouwde ze daarna in elkaar, en blies daarna wat warmte van uit zijn mond naar zijn handen. Dat hielp maar heel eventjes helaas. Het werd er niet warmer op. Zat er eigenlijk nog koffie in de thermosfles? Hij pakte met zijn koude handen de fles, en begon die te schudden. Hij hoorde nog wat vloeistof klotsen. De dop werd er met enigszins trillende handen afgedraaid, en daar schonk hij de ondertussen de wat lauw geworden zwarte koffie in. Beter dan niks, dacht hij bij zichzelf. Maar hoe lang nog? Hoe lang moet dit nog duren? Ermee stoppen? Gewoon resoluut stoppen? Is eigenlijk ook geen optie. Dan zijn al die uren sowieso naar de kloten. Zonde. Volhouden dus, hoe dan ook volhouden. De zin was enigszins verdwenen. Het enthousiasme.

 

Hij liet een geeuw. Het viel ook niet mee, vond hij. Het viel hem tegen vandaag. Het eindeloze wachten, uren en uren lang. Het werd steeds moeilijker om geduld op te brengen. Het liefst gaat alles snel. Niet zo tergend langzaam. Geduld...

 

Geduld is een schone zaak, zei zijn moeder altijd.

‘Je kan me wat, ma,’ fluisterde hij, ‘geduld mag dan wel een schone zaak zijn, maar het is strontvervelend.’ Hij keek in zijn binnenspiegel, en keek in zijn eigen ogen. Hij schrok er van. Staat daar zoveel haat in? Haat? Zo puur? En waarvoor eigenlijk? Ben ik dan zo boos? Zoveel boosheid, dat dat omslaat in haat? Zou dat kunnen? Bij mij? Of heeft de liefde tot het verlangen iets te maken met haat? Hij dronk een slok lauwe koffie, en trok er een vies gezicht bij. Dat smaakt verdorie nergens naar, dacht hij. Hij draaide vervolgens het raampje naar beneden, en goot de rest van de lauw geworden koffie weg.

 

‘Voor de mieren’, fluisterde hij.

Uit een nabij gelegen café klonk nog altijd een dreun. Alhoewel de dreun soms ophield, bleef het toch een monotoon gebrom. Het irriteerde hem een beetje. Dat was ook precies een van de redenen, waarom hij nooit uitging. En dat gedweep van die jongens bij de meisjes. En dat die gasten dan nog succes hadden ook! Dat gehang in zo’n dom café. Dronk mans gelul. Met zijn allen. Maar eigenlijk had hij ook nooit veel vrienden gehad. Nu ook niet. Nog steeds niet. Alleen 'L'. Met hem kon hij fijne gesprekken hebben. Tenminste, via het mail programma van de site, waar ze elkaar leerde kennen. Het contact begon wat onwennig, wat aarzelend, maar al snel bleek, dat ze beide van dezelfde dingen hielden.

Maak jouw eigen website met JouwWeb